De paradox van web waarheden

Dankzij het internet is het wereldwijde web de opslagplaats van de waarheid geworden, zo lijkt het wel. We lezen hier hoe het asielzoeker BK vergaat, terwijl hij immigratie-autoriteiten tracht te 'bewijzen' dat zijn identiteit klopt. Met als ultieme back up: het internet.
De paradox van web waarheden

Onbetwistbare “web waarheden” werden gebruikt ter beoordeling van BK’s verhaal, een vakantiewebsite voor avontuurlijke westerlingen, bijvoorbeeld.

 

Dankzij het internet is het wereldwijde web de opslagplaats van de waarheid geworden, zo lijkt het wel. Een voorbeeld dat me deed twijfelen aan dit alom verspreide geloof in de onbetwistbare autoriteit van het web overkwam me een paar weken geleden. Omdat ik een auto diende te huren voor de Nederlandse Open Monumentendag, ging ik op zoek naar een geschikt autoverhuurbedrijf. Had ik vertrouwd op een van de meest gemonopoliseerde kennis-autoriteiten in ons dagelijks leven, dan zou ik er geen hebben gevonden. De zoekmachine die ik gebruikte - tot grote verbazing van al degenen die bij dit avontuur betrokken waren - had het namelijk mis. En niet alleen geografisch, aangezien de zoekmachine mij erop wees dat het autoverhuurbedrijf zich niet op de plek bevond waar het eigenlijk was in het off-line leven. 

Dit is maar een triviaal voorbeeld, maar in weerwil van haar alledaagsheid, is het toch voldoende om ons te doen nadenken over web waarheden en de gevolgen daarvan op het leven van mensen, zeker als hun wettelijke toestemming om al dan niet in een land te verblijven ervan afhangt. Het is tegen deze achtergrond dat ik u iets meer wil zeggen over de paradoxen van web waarheden, van zelfovertuigde autoriteiten en van de niet overtuigende bewijzen van identiteit, en het belang hiervan voor de asielaanvragers in België. Meer specifiek gaat het hier over de zaak van BK, een asielzoeker die beweert afkomstig te zijn uit Guinea (Konakry). In dit verhaal zien we niet alleen hoe de immigratie-autoriteiten een bewijs van de aanvrager eisen dat heel logisch is of toch lijkt te zijn; natuurlijk weet je dat je van plaats X of plaats Y afkomstig bent. We zien ook hoe het internet en websites worden gebruikt door degenen die zijn geval moeten beoordelen, en hoe een proces van feitelijke erkenning in BK’s geval kan leiden tot een afwijzing omdat in vergelijking met wat hij beweert in zijn aanvraag, er meer belang gehecht wordt aan de web waarheden dan aan de echte waarheden.

Maar laten we beginnen bij BK. Wie is deze man? Wat wil hij van het Westen? Waarom wil hij in het Westen wonen en nergens anders? Voortgaand op de veelgeprezen werken van Bauman rond vloeibare moderniteit en de geweigerde producten van globalisering, kunnen we BK beschouwen als “globaliseringsafval”. Hij is een van die mensen uit het Afrikaanse continent, die door de globalisering een bewegend “roerend” goed wordt. Hij is een vita di scarto - een ontladen entiteit die recht uit het lichaam van de globalisering vloeit. Indien hij wettelijk erkend wordt zal BK mogen blijven, en dankzij inburgeringscursussen en lessen over de Vlaamse maatschappij kan hij zelfs upgraden naar een laaggeschoolde arbeidskracht. Is dit niet het geval, dan wordt hij een onwettige - een illegaal. Niet omdat BK het wil, niet omdat hij inherent slecht is, maar omdat het nog steeds beter is illegaal te zijn, dan terug te gaan.

BK's verhaal gaat als volgt. Hij is het kind van een Malinka-sprekende vader en een Peul-sprekende moeder, weliswaar met Malinka als moedertaal, opgelegd door de autoriteiten. BK is ongeschoold, kan nauwelijks lezen en schrijven, getuige de formulieren die hij ondertekende nadat hij in een Rode Kruis asielcentrum in Vlaanderen verbleef. BK verloor zijn vader, die werd afgetuigd door de broers van zijn moeder, te wijten aan een inter-etnisch conflict tussen de familieleden. Toen dat gebeurde bracht BK's moeder hem onder de hoede van een Guinese politieagent, een vriend van zijn overleden vader, om hem te beschermen tegen deze interne familiestrijd.

Kort daarna vertrok BK naar Europa, en zo kwam hij op een koude dag in februari 2012 in België terecht. Zoals voor alle asielaanvragen moest BK bewijzen dat hij BK was. Dat wil zeggen, hij moest bewijzen dat hij wel degelijk van zijn land en specifieke stad (Konakry) afkomstig was. Maar hoe doe je dat? Hoe kan men dit bewijzen als er geen identiteitspapieren worden getoond, als er geen ouder of vriend je identiteit kan bevestigen? Vanaf dat moment wordt de kwestie van “identiteit” voor BK een van de grote vragen in zijn leven, de vraag waarvan zijn toekomst zal afhangen. De immigratie-autoriteiten baseren zich namelijk op de veronderstelde waarheid; als iemand beweert van een bepaald land te komen, dient hij/zij ook feiten over dat land en de exacte plaats van afkomst te kunnen verstrekken. Het is door deze - politieke, sociale, stedelijke of culturele - feiten dat iemand de kans krijgt om geloofd te worden. De kennis van deze feiten dient dus als een bewijs van identiteit en van moreel recht van de kant van de aanvrager. Met andere woorden, u vertelt me geen leugens, ergo u bent moreel rechtvaardig en krijgt de toestemming om in “ons” land te verblijven.

Nu bleek uit het verslag, dat ik tijdens mijn onderzoek (over de identiteit en de politiek van de verdenking) als belangrijkste gegevensbron kon inkijken, dat men tot de conclusie kwam dat BK de vragen niet voldoende kon beantwoorden. Vragen die een gemiddelde jonge volwassene van zijn leeftijd zou moeten kunnen beantwoorden, rekening houdend met het niveau van de scholing van BK in zijn land van herkomst.

Terugkijkend naar het verslag van de autoriteiten na het lange interview, kon BK over vele zaken blijkbaar niks juist zeggen. Hij kende de naam van de grote moskee niet, waar hij beweerde te hebben gestudeerd en gebeden. Een moskee die de autoriteiten door middel van Google Maps wel wisten te situeren –als bewijs opgenomen in het immigratie-bestand - recht tegenover het ziekenhuis waar BK zijn vader na de afstraffing binnenbracht. Maar wat wist BK dan feitelijk niet over de moskee? BK kende de moskee, hij kende ook het ziekenhuis, maar benoemde volgens de autoriteiten deze moskee uitsluitend als "la grand mosque", in plaats van de gebruikelijke, officiële naam Mosque du Faycal. Deze informatie werd door de autoriteiten gevonden op een vakantiewebsite voor avontuurlijke westerlingen (zie www.petitfute.com en www.aminata.com).

Tegelijk werden andere onbetwistbare “web waarheden” gebruikt ter beoordeling van BK’s verhaal. Zo meldt het verslag dat BK niet in staat was om de 'quartier' waar hij woonde te benoemen, en dat hij niet duidelijk was in de opsomming van de namen van de andere 'quartiers' in dat gebied van Konakry, een stad die verdeeld is in 'communes' en waar elke 'commune' meer dan een 'quartier' omvat. Daarenboven, in plaats van de juiste naam toe te wijzen aan de juiste wijk, had BK het eerder over 'la ville'. Dilemma! Was BK een leugenaar, of was er een andere oorzaak voor zijn gebrek aan feitenkennis? De etnografie van de communicatie biedt ons een oplossing aan, die BK's gebrek aan kennis kan verklaren. Het gesprek dat hij had was in feite een gesprek met een sterk onevenwicht. Het was niet een verhaal dat hij zelf kon vertellen, maar het was een verhaal waarvan de plot al vooraf werd opgesteld - door een specifiek afgestemde set vragen over bepaalde feiten. Zoals we leren uit een artikel van Ray McDermott uit 1988 over onwelsprekendheid/sprakeloosheid:

"... [S]ituaties die onwelsprekendheid/sprakeloosheid impliceren zijn legio, en het is makkelijk om de meest voor de hand liggende gevallen te noemen. Begrafenissen, politieonderzoeken, sollicitatiegesprekken, klasse-en ras- ontmoetingen, fiscale ondervragingen, over seks praten met de kinderen, groepstherapie, televisie-interviews, en eerste “dates” onder geliefden- allemaal potentiële situaties waarin we met de mond vol tanden komen te staan, en soms sprakeloos zijn. De volkslegende wil dat, wanneer onze woorden onmiddellijk gevolg kunnen hebben en lang herinnerd kunnen worden, de druk ons tot nieuwe hoogten van welsprekendheid, of tot nieuwe dieptepunten van sprakeloosheid kan brengen". (1988: 38)

Maar nogmaals, hoe kan men bepalen of deze kandidaat aan het liegen was of zich gewoon niet goed kon uitdrukken? Laat ons een kijkje nemen bij de linguïstische antropologie. In de linguïstische antropologie zou men zich buigen over de vraag of BK welbespraakt genoeg was in het Frans, en meer bepaald in het Frans dat door de autoriteiten tijdens het interview werd gebruikt. Vanuit taalkundig antropologisch perspectief zou men dus de vraag stellen of BK bedreven was in het officiële register van het Frans dat hij verplicht was om te spreken door de autoriteiten. Denk aan het benoemen van zaken als “la grande mosque” en het “hopital”. Ik daag iedere laagopgeleide (net als BK) uit om tijdens een interview de officiële naam van het Colosseum in Rome te benoemen. Anfiteatro Flavio, zoals het hoort, of in zijn Latijnse versie Anfiteatrum Flavium? Ik ben er bijna zeker van dat heel wat Italianen en zelfs Romeinen het niet correct zouden kunnen zeggen.

De (inter)subjectieve prestaties en de beoordeling van verhalen binnen een asielprocedure (zie bijvoorbeeld Cabot 2013; Spotti, verwacht) vormen hier de kern van mijn betoog. Deze gesprekken rond identiteit zeggen ons veel over de morele en juridische vragen die schuil gaan achter de asielprocedures. Het problematische karakter van de geloofwaardigheid van de evaluaties komt naar voren als een centraal aandachtspunt. Dit soort voorafgaande asielberechting wordt vaak door intersubjectieve, vaak zeer onbillijke meningen beïnvloed.

De beoordeling van de geloofwaardigheid - een basisprincipe van asieljurering - wordt geïnformeerd door een houding van wantrouwen en onderhandeld in een intersubjectieve ruimte van asielinterviews en gesprekken. Het is duidelijk, hoop ik, dat er een dringende noodzaak is aan een verdere behandeling en ontleding van deze politiek van wantrouwen en weigering. Niet omdat we wensen te vechten tegen een machine die het leven verwerpt, maar omdat degenen die ongeschikt verklaard worden, als gevolg van het Europees afwijzingsbeleid, geen sociale dekking meer hebben, geen recht op gezondheidszorg, geen recht op onderwijs. Zij leven als illegalen zonder stem, als vuilnis dwalend in de straten van de stad. Een ongewenst bijproduct van diezelfde globalisering die hen importeerde.