Het Gatz-effect

Goed nieuws! Cultuurminister Gatz is bezorgd om participatie. In de krant (ds, 17/12) lezen we dat hij initiatieven wil ondersteunen die de deelname van maatschappelijk kwetsbare jongeren aan de samenleving vooruit helpen. Het zou plots zelfs ‘de rode draad’ in zijn cultuurbeleid zijn.
Het Gatz-effect

Gatz omschreef zichzelf met een hagiografisch boek ooit als een ‘liberaal guerrillero op links terrein’. Dat klopt dan blijkbaar toch, onbedoeld althans, met voorlopig een grote winst voor dat linkse terrein.

 

Goed nieuws! Cultuurminister Gatz is bezorgd om participatie. In de krant (ds, 17/12) lezen wedat hij initiatieven wil ondersteunen die de deelname van maatschappelijk kwetsbare jongeren aan de samenleving vooruit helpen. Het zou plots zelfs ‘de rode draad’ in zijn cultuurbeleid zijn.

Wacht eens even, dat klinkt toch wel opvallend strategisch? Had Gatz een paar weken geleden in een Knack-interview ex-minister Anciaux niet botweg als een ‘pastoor’ weggezet, precies vanwege zijn sociaal-cultureel engagement? Zoals bij voetbal, moet je al eens een schijnbeweging naar links maken om de tegenstrever langs rechts voorbij te kunnen steken.

Gatz is inzake tegenspraak niet aan zijn proefstuk toe. Hij begon zijn mandaat, zoals geweten, met de historische woorden ‘er komt geen Grote Sanering’ en ‘ik ga geen mensen op straat zetten’. Een paar weken later werd duidelijk welke historische sanering hij voor ons in petto had. Daarvan hebben we einde nog niet gezien.

We zullen zodoende de Cultuurminister helaas weer een Gatz-boete moeten geven, want opnieuw is er dat spagaat tussen wat hij zegt en doet. De rode draad doorheen zijn cultuurbeleid, waarvan sprake, is immers een blauwe draad, die van de uitverkoop.

De maatschappelijke meerwaarde van Gatz

Desondanks heeft Gatz al veel betekend voor onze cultuursector. Wat zovele progressieven alleen maar konden hopen, maakt hij op een paar maanden tot realiteit: een sector die toch bekend stond voor zijn eerder apolitieke teneur maakt in snel tempo een omslag. Ondertussen is er met vier maanden Hart Boven Hard een sterke collectieve strijdvaardigheid, van onderuit. Dat was een jaar geleden nog ondenkbaar.

Op 6 december, bijvoorbeeld, was het voor Antwerpen een hele eer: een grote verontwaardigde Sint maakte een stadswandeling langs plekken van fiscaal onrecht. Daar waar het grootbedrijf zichzelf op onze kosten vele cadeautjes geeft. Dergelijk hoog bezoek was in Antwerpen minstens geleden van de genereuze reuzen tijdens Antwerpen 93, een geesteskind van wijlen cultuurfuntionaris Eric Antonis die drie weken voordien overleed. We zouden het als een warme hommage kunnen zien.

De Sint-reus bracht echter niet alleen mensen en kinderen samen, hij gaf ze ook een stem. Sara De Roo, Benjamin Verdonck en Willem De Wolf voerden onderweg bijvoorbeeld een groots staaltje politiek straattheater op voor een kantoor van Omega Diamonds. Dat is een kartel van de zwarte diamanthandel, zeg maar, gesteund door de Diamantenclub, een lobbyclub van parlementsleden ten dienste van rijke belastingontduikers. Onze staatssecretaris en vicepremier Jan Jambon is er de voorzitter van, Frederik-Willem Schiltz (Open Vld) en Servais Verherstraeten (CD&V) zijn ondervoorzitters. “Ik ken meneer Jambon” – een Vlaamse traditie aan brutale privileges intussen.

Het was een vlijmscherp toneelmoment van de waarheid, daar op die zonnige zaterdagnamiddag naast het centraal station. Hoe deze voortreffelijke acteurs in de rol van vertegenwoordigers van het establishment ons, ‘het volk’, kwamen uitleggen dat ‘hen’ toch niets te verwijten valt. We moesten maar wat minder kabaal maken, want zij hebben hun processen netjes afgekocht, politici eten uit hun hand, en daarvoor betalen ze dure advocaten. In de cultuursector is er al langer een zoektocht gaande naar maatschappelijker en politiek relevant werk. Maar zo legendarisch en in the face hebben we in jaren niet gezien. Het roert in cultuur, en dat biedt een beloftevol vooruitzicht.

Nationaal straatfestival

Een week later, 15 december en nationale stakingsdag, is het van vroeg in de ochtend over gans het land straattheater. Mee op tour langs de piketten zie ik op de industrieweg in Gent bij elke bedrijfsinrit een vuur in de duisternis branden. Daarrond telkens een bont gekleurde groep mensen - rood, groen en blauw - muts of kap opgetrokken tegen de motregen. Soms met flink wat beatmuziek, op suspense gebracht met een variatie aan voetzoekers. Soms met een tuinfeesttent, kerstboom, gebak en de geur van koffie. Wat een dramaturgie alweer.

Het leek wel een voorbode op het bekende ‘Lichtfestival Gent’, maar deze keer viel er zoveel meer te beleven dan een ‘Ooooo’ en ‘Aaaah’. Bij elk vuur knetterde er een ander verhaal. De verontwaardiging met de asociale regering was er overal. Soms was een baas solidair en zag toe op de aanvoer van stookhout. Soms was de nationale staking een welgekomen aanleiding om eindelijk eens een aantal interne problemen aan te kaarten. De eenzame manager die normaal nooit voor negen uur verscheen, was nu al om drie uur met zijn glanzende bedrijfswagen komen aanrijden om de stakers voor te zijn. Hij keek eenzaam en blijkbaar werkloos toe van achter een raam. Tijdens deze confrontaties was er ook tijd voor verbroedering: werknemers leerden voor het eerst hun collega’s bij het naburige bedrijf kennen. Ze wisselden gedachten en warme soep uit. Plannen voor alvast het volgende piket werden gemaakt. Dan zou er gevoetbald worden, vriendschapsmatchen weliswaar.

Artistiek activisme

Onderweg naar de fietseling van Hart Boven Hard, zie ik aan de kunstschool Sint-Lucas ook een vuur op straat branden. Studentenvertegenwoordigers Nele van Parys en Midas Van Dorpe zorgen er voor ambiance. Er worden liederen gezonden als rond een kampvuur en aan de schoolmuur hangen affiches uit met de leuze: ‘Sint-Lucas staakt mee’. Hier zijn grafisch vormgevers thuis. Hoe lang nog, als blijkt dat het KUL-management vanuit Leuven het plan heeft 35 voltijdse eenheden te ontslaan? Is er alleen nog interesse in het historische gebouw en zal deze academie samen met haar waardevolle traditie aan cultuuronderwijs verdwijnen?

Een paar straten verder, bij de kunstacademie KASK, zijn theatermakers Chokri Ben Chikha en Marijke Pinoy samen met hun studenten drama op post. Op het zebrapad aan de binnenring improviseren ze repertoiretheater of een modedefilé, begeleid met camera’s, volgspot en micro. Een straat op de strepen oversteken, dat mag, het is allemaal legaal. Het ongemak van de gestrande automobilisten slaagt al snel om in de glimlach van een geprivilegieerde toeschouwer zittend op de eerste rij. Met getoeter zelfs, maar dan als applaus. Na zelf zes jaar als docent op die school gewerkt te hebben, is dat een heugelijk moment: de tijd van die soms zo plakkerige radicale chique is ook hier eindelijk even voorbij. Nog niet zo lang geleden heerste er de waan dat het kijken naar een lange en trage artistieke zwartwitfilm, met veel te veel clair-obscur, het summum van een politieke daad was.

‘Kunst veredelt’

Na een pikettentocht verzamelt stakend Gent in kunstencentrum Vooruit. Hoezo, kunst brengt mensen niet meer bij elkaar? Ook hier maakte de tijd een sprong vooruit. Hoewel er op diezelfde plek tijdens de staking van 30 januari 2012 nog het evenement We Strike Backplaatsvond, met een voelbare stiefmoederlijke ondertoon ten aanzien van vakbondsacties, of waar de hoofdeconoom van Itinera, Marc de Vos, nog het podium kreeg om zijn voorspelbaar anti-syndicaal non-betoog nog eens over te doen, was het nu waarlijk een headquarters van het sociale verzet. Hier kwam iedereen verslag uitbrengen: de voorzitters van zowel ABVV en ACV hielden hun toespraak, te midden van kunstenaars, studenten, activisten en zovele actievelingen uit het ganse middenveld.

Een jaar na zijn honderdjarige verjaardaglijkt dit monument dus eindelijk even terug thuis gekomen: onder het motto ‘kunst veredelt’ kregen de werkende mensen er in 1913 een cultuurhuis. Het feestlokaal, dat doorheen de jaren in verval kwam, werd na een artistieke kraakactie vanaf 1982 een onafhankelijk sociaal-cultureel centrum, dat uitgroeide tot het huidige kunstencentrum. Het won (eveneens) in 2012 nog de Vlaamse Cultuurprijs voor cultuurmanagement, als schoolvoorbeeld van wat we sinds de jaren 1980 de professionalisering van de cultuursector kunnen noemen.

Cultuur als ideologische therapie

Sindsdien maakte het artistieke team een U-turn. De ideologische crisis van onze cultuur kreeg zo in dit prominente kunsthuis ook een gezicht: de botsing tussen een galopperend businessmodel en de vraag naar meer maatschappelijke verantwoordelijkheid. Het was hoogtijd voor een noodzakelijke cultuurtherapie, want zoals kunst is ook een kunstencentrum soms de spiegel van onze samenleving. Doorheen een zoektocht in originele transitie-experimenten, die al wel eens in hun eigen goede bedoelingen strandde of waarbij het opstijgend effect bij momenten meer lag aan de ideologische zwaartekrachtpanne dan aan het vernieuwende elan, werd er ook hier op 15 december inzake cultuurpolitiek geschiedenis geschreven.

Blijkt immers dat alvast een van de grootste cultuurhuizen onze collectieve identiteitscrisis deels heeft uitgezweet. Het is terug ‘ons’ huis geworden, dat de moeilijke oefening die kunst en cultuur is, in de meest brede betekenis, wil aangaan met iedereen die de moeite doet er door de deur te lopen. Kortom, minister Gatz zit nog geen vier maanden in zijn ministerzetel, en onder zijn mandaat zijn er al wonderen gebeurd. Hij omschreef zichzelf met een hagiografisch boek ooit als een liberaal guerrillero op links terrein’. Dat klopt dan blijkbaar toch, onbedoeld althans, met voorlopig een grote winst voor dat linkse terrein. Ook kunst wordt er hopelijk gaandeweg alleen maar beter van.