Lieve vrienden van de media

Ik zou niet in jullie schoenen willen staan. Jullie job is vandaag een heel moeilijke en ik ben er bijna zeker van dat niemand een antwoord heeft op de vragen die jullie moeten beantwoorden. Wie dat beweert, die liegt. Maar...
Lieve vrienden van de media
 

Ik zou niet in jullie schoenen willen staan, lieve vrienden van de media. Ik zeg het zonder cynisme of sarcasme, omdat ik effectief lieve vrienden heb die voor verschillende media werken. En omdat velen van jullie op mijn onvoorwaardelijk respect mogen rekenen. Jullie job is vandaag een heel moeilijke en ik ben er bijna zeker van dat niemand een antwoord heeft op de vragen die jullie moeten beantwoorden. Wie dat beweert, die liegt. Het zijn gepolariseerde tijden. De discussie is na eeuwen van zeer ingewikkelde geladenheden veel te complex geworden. En er zijn vandaag te veel té mondige burgers die over alternatieve en sociale media beschikken om hun ongenoegen te uiten. Toch, laten we dit laatste als iets positiefs beschouwen.

Ik stel vast dat velen van jullie een eerlijke inspanning doen. Denk niet dat ik niet merk hoeveel dossiers over racisme en diversiteit er worden samengesteld. Hoeveel nieuwe stemmen aan boord worden gehaald, hoeveel opiniemakers met een diverse en soms zelfs controversiële achtergrond dankzij jullie de megafoon in handen krijgen. Ik kan me inbeelden dat het niet prettig is om toch telkens opnieuw en zelfs vanuit het buitenland te moeten horen dat de Vlaamse media inzake diversiteit niet deugen. Dat de media blind zijn voor racisme (mea culpa!). Dat de media zelfs racistisch zijn. Dat de media een politieke of tenminste een ideologische agenda hebben. Ik zou echt niet in jullie schoenen willen staan. Ook omdat het een veeleisende en vaak slecht betaalde job is. Omdat jullie met veel te veel volk rekening moeten houden - het zou toch gemakkelijker zijn om zich gewoon te concentreren op de blanke middenklasser, zoals dat vroeger gewoon nog kon. Omdat het onmogelijk is iedereen tevreden te stellen. Omdat jullie job een grootse verantwoordelijkheid met zich meedraagt: de vormgeving van onze samenleving.

Een veel te lange paragraaf

Jullie inspanningen worden opgemerkt en geapprecieerd. Dat kan je tegenwoordig zeer gemakkelijk meten dankzij social networks: jullie weten alvast hoeveel keer jullie dossiers worden ge-shared. Jullie weten wie een opinieartikel van Marc Reynebeau (al dan niet) aandachtig las en hoeveel tenen een opiniestuk van Liesbeth Homans deed krullen. Jullie weten dat jullie berichtgeving over racisme en/of ongelijkheid gebruikt wordt om geloofwaardigheid te geven aan uitspraken en om opinies te staven. En daar zijn wij allemaal dankbaar voor, begrijp het alsjeblieft niet verkeerd.

Het probleem is namelijk heel complex. Kif Kif coördinator Ico Maly vatte het scherp samen in een tweet: “racisme voorstellen als uitzonderlijk (Breivik, Vlaams Belang, Wilders, ...) terwijl het structureel is, is problematisch. Punt”.

Ik zou het als volgt durven herschrijven: niet alleen berichten jullie vooral uitzonderlijke gevallen van racisme of stellen jullie sporadische dossiers samen over racisme en diversiteit, tegelijkertijd maken jullie deel uit van het structureel racisme van ons land.

Een ernstige beschuldiging, ik ben me daarvan bewust. Maar structureel racisme is de reden waarom vanzelfsprekende racistische blunders onopgemerkt voorbij gaan aan het altijd strenge oog van een redactie. Structureel racisme is de reden waarom we over racisme willen zwijgen om het niet groter te maken dan wat het is. Structureel racisme is vaak niet als racisme bedoeld en betekent niet dat je een racist bent. Structureel racisme is meestal niet beter kunnen en de symptomen ervan zijn te veel om op te sommen.

Structureel racisme is een veel te lange paragraaf in het verhaal van onze maatschappij, lieve vrienden van de media. En denken dat we met een dossier en een paar lijnen over de uitzonderlijke, meestal gruwelijke gevallen van racisme onze verplichtingen zijn nagekomen is op zijn minst naïef te noemen.

Moeilijke vragen

"Wij Vlamingen zijn pillenpakkers" zei Bart Schols op 10 juni tijdens een radioconversatie over zelfdoding en Jan Hautekiet sprak hem niet tegen, dus ik veronderstel dat hij 'ja' knikte. "Afrikanen kunnen zich geen zes weken concentreren op één doel" schreef Hans Vandeweghe vorige week in De Morgen, in zijn uitleg over waarom een Afrikaanse voetbalploeg het WK niet zal winnen. Dit is zo'n afstotende uitspraak dat zelfs menig overtuigd supporter bijna zouden wensen dat de Rode Duivels verrast worden door Algerije volgende week. Niemand spreekt Vandeweghe tegen, want racisme moet je tegenwoordig negeren...

Wat is het verschil tussen die twee ongelukkig geformuleerde maar 'statistisch gefundeerde' clichés? Zou Hautekiet probleemloos 'ja' knikken als het niet over lijden ging, maar over een vaststelling van beledigende aard? "Wij Vlamingen zijn belastingsontduikers", bvb? Zou ik, Orlando Verde, zo gemakkelijk met zo’n uitspraak over ‘de Vlaming’ wegkomen? Is het (ook) een kwestie van taalgebruik? Is het kwestie van deel uit te maken van de groep waarover gesproken wordt? Is het kwestie van een oordeel vanuit een dominante groep ten opzichte van groepen die historisch uitgesloten, gekleineerd en beledigd worden?

Stellen de mainstream media zich zulke vragen vooraleer ze 'iets' de wereld insturen of is dat te veel werk?
Want hoewel de antwoorden op deze vragen niet voor de hand liggend zijn, denk ik ook dat er anderen zijn die consequent meer moeite doen dan jullie om die vragen te beantwoorden, lieve vrienden van de media. Ik veralgemeen, ik weet het. Maar kom, doen we dat allemaal niet al eens?

Ik wil zo arrogant zijn om volgend advies te geven: neem alle kritiek ernstig. Het is constructief bedoeld en het komt van mensen die op jullie rekenen, die het goed menen en vooral, van mensen die een andere kijk hebben op onze samenleving. Dat kan alleen maar verrijkend zijn.