De helden van het land

Op 24 maart herdenkt Argentinië 40 jaar van het begin van de bloedige dictatuur geleid door de militaire Junta. El Clan, een film van Pablo Trapero, benadert de dictatuur vanuit een even verrassende als logische invalshoek: die van een schijnheilige bende moordenaars.
De helden van het land

El Clan ontwijkt de clichés van de thriller met een constante referentie naar een veel gruwelijkere Argentijnse realiteit

 

Een op het eerste gezicht ideaal gezin neemt gijzelaars lange tijd gevangen in hun eigen huis maar blijft ondertussen leven alsof er niks aan de hand is. Hoe ongeloofwaardig deze korte synopsis ook mag klinken, is El Clan gebaseerd op waargebeurde feiten. En misschien is deze film de beste manier om te beginnen begrijpen hoe zoiets mogelijk is.

El Clan, achtste langspeler van Argentijnse regisseur Pablo Trapero, is het verhaal van de Puccios, met Arquímedes Puccio als enigmatische pater familias, een ambtenaar betrokken in vele gruweldaden gepleegd door overheidsinstanties in Argentinië, in de tijden van de militaire Junta. Twee van zijn zonen zouden actief hebben deelgenomen aan de gijzelingen. Zijn vrouw, twee dochters en een jongere zoon, waren passieve medeplichtigen. De film pendelt tussen de eerste gijzeling in 1982 en 1985, het jaar wanneer ze worden opgepakt. Deze flash forwards vervolledigen de gemoedstoestand van de personages en geven meer diepte aan de lafheid van hun daden.

Meer dan een thriller is El Clan een politieke film. Dat is duidelijk vanaf de inleiding met archiefmateriaal, waarin ex-presidente Alfonsín de nationale commissie voor de desapariciones aanspreekt over de daden die de dictatuur kenmerkten. De politieke context wordt druppelsgewijs gecommuniceerd. Flarden uit de radio, banale conversaties geven aan wat er zich afspeelt in de nationale realiteit. Financiële crisis, institutionele crisis, oorlog in de Falklands: de film vertelt zijdelings de neergang van de dictatuur. Maar op een allegorische manier vertegenwoordigen de Puccios ook veel meer dan een geïsoleerde maffiaclan.

De film begint als een portret van de begunstigden van een uitbuitingsstructuur. Arquímedes Puccio is een patriot, wat in de context van een bloedige dictatuur geen compliment is. Alejandro, de oudste zoon, is een rugby-ster en wannabe zakenman met een bloedmooie vriendin. Hij is succesvol, maar niet genoeg in vergelijking met zijn rijke vrienden. Ze worden allebei gezien als helden van het land. Ze vertegenwoordigen ook de kleinburgerlijke ambities van de onbelangrijke schakels in een ketting van corruptie en extreme onrechtvaardigheid. Ze maken zichtbaar wat de gevolgen zijn van de vervaging van de meest elementaire morele standaarden. Ze beseffen namelijk niet (echt) dat wat ze doen slecht is. Voor hen is er een vader die alles doet voor zijn kinderen. Het leven gaat ondertussen gewoon door: eten, ruzie maken, lief hebben. Kinderen opvoeden, hen leren over goed en kwaad, getuigt in deze context van een ondenkbaar cynisme, maar als het over waargebeurde feiten gaat, wordt het een klinisch geval, een onderzoek waard.

De link met The Godfather is snel gelegd en de film geeft stevige knipogen naar Michael Corleone en zijn naasten. Arquímedes Puccio wordt gespeeld door Guillermo Francella met verontrustende kalmte. Meedogenloze dolly-in’s brengen ons, tegen onze wil, dicht bij het huid van de personages en hun (gebrek aan) morele conflicten. De abstracte soundscape benadrukt de vervreemding terwijl pop-rock en jazz-soul deuntjes, van The Kinks tot Serú Girán, een accent leggen op het dagdagelijkse, op de bijna vrolijke manier waarop gruweldaden worden uitgevoerd. Terwijl de aanhangers van het militaire regime de politieke verdwijningen, moorden en gijzelingen negeerden of als een politieke noodzaak (en zelfs als een rechtvaardige keuze) zagen, maken de daden van de Puccio’s duidelijk waar de dictatuur over ging: grootschalig georganiseerd misdaad. In december 1983 komt de dictatuur tot een einde, maar de gijzelingen van el clan gaan nog altijd door. Het is dan dat de alegorische waaarde van de daden van el clan rijker wordt.

De sterkte van El Clan is dat het de clichés van de thriller ontwijkt met een constante referentie naar een veel gruwelijkere realiteit. Daar waar we moord en foltering zien, mogen we ons inbeelden dat het systeem tienduizend keer meer slachtoffers heeft gemaakt. Daar waar we medeplichtigheid van familieleden zien, denken we onvermijdelijk aan de vele medeplichtigen tijdens de dictatuur. En bij uitbreiding, aan de medeplichtigen van elke vorm van gruwel, aan de banality of evil. Daar waar een thriller zou eindigen, is er in El Clan nog veel te vertellen, de sociale thriller van een rotte elite die geen afstand wil nemen van haar privileges en tot alles in staat is om die te behouden.

El Clan werd geproduceerd door de Almodóvars en won de Zilveren Leeuw voor beste regie in Venetië vorig jaar. De film werd onthaald als een groot succes in Argentinië. Groter dan vorig succesverhaal, Relatos Salvajes, een reeks pikdonkere verhalen met een soort cynisme als rode draad. Een weergave van de tijdsgeest? Een afrekening? Een waarschuwing? Misschien is de Argentijnse samenleving op dit moment voorbij een vergelijkbaar cynisme en mag die gerust een plaats innemen op het scherm.

 

 

El Clan, van Pablo Trapero, nu in de bioscoop.