De (on)zin van een dekolonisatiecanon

De nieuwe campagne van Hand in Hand laat mensen toe om aan te geven wie volgen hen de grootste helden van de dekolonisering zijn. De strijd tegen racisme en het dekolonisatieverzet worden immers al te vaak vanuit een eurocentrisch perspectief besproken. De campagne is dan ook een expliciete poging om de 'dekolonisatiecanon' uit te breiden en meer aandacht te geven aan stemmen die al te vaak over het hoofd worden gezien. Lieven Miguel Kandolo en Mathieu Charles formuleren enkele constructieve kritische reflecties op de campagne om het debat over de dekolonisering van de geesten nog verder te verdiepen.

De laatste jaren zijn de discussies rond dekolonisatie niet weg te denken uit het sociaal-culturele middenveld. Het is naast 'diversiteit', 'superdiversiteit', 'inclusiviteit' en 'participatie' een zoveelste containerbegrip geworden. Deze termen hadden als doel de samenleving samen te brengen en scheefgetrokken machtsverhoudingen te ontmantelen. Initieel waren ze veelbelovend en radicaal maar gaandeweg kwamen ze vast te zitten in eindeloze debatten, reflecties en denkoefeningen zonder verdere stappen te zetten naar concrete praxis.

Hand in Hand Tegen Racisme heeft sinds 2015 een aantal campagnes en activiteiten rond dekoloniseren opgezet. Met de hashtags #dekoloniseermijnstad, #dekoloniseermijnbib, #dekoloniseermijntraditie, … poogden ze mee zichtbaarheid te geven aan de dominantie van wit westers denken, witte suprematie en koloniale denkbeelden die vandaag nog aanwezig zijn. Hun meest recente campagne gaat over baanbre.e.k.st.ers voor dekolonisering waarmee ze “de eurocentrische kijk bijstellen door aandacht te vragen voor mensen van over de hele wereld die in het verleden gestreden hebben voor dekolonisering en emancipatie en tegen structureel racisme”.

Er wordt over dekolonisatie gesproken alsof kolonialisme iets van het verleden is en er dus een soort stappenplan is dat je kan volgen om “gedekoloniseerd” te zijn.

Op sociale media werd een stevige discussie gevoerd over de campagne. Onder andere over de vraag waarom er enkel naar het verleden gekeken wordt. Als verschillende strijden in het verleden geplaatst worden (samen met de personen die deze strijd voeren), creëer je de perceptie van een kloof naar het heden en schept het de illusie dat iets voorbij is en we in een ‘post’-samenleving zitten. Maar niets is minder waar. Wat betreft dekolonisering, staan we amper aan een beginpunt. En op dit moment is er zeker nog geen eindpunt in zicht. Imperialisme en witte suprematie worden op constante basis gereproduceerd en zijn wereldwijd zodanig geïnstalleerd dat een “gedekoloniseerde samenleving” niet realistisch blijkt. Als we de balans opmaken zien we dat België, en bij uitbreiding Europa, nog steeds diep verweven zijn met hun kolonialisme (soms letterlijk nog met fysieke kolonies). Er wordt echter al gesproken over dekolonisatie alsof kolonialisme iets van het verleden is en er dus een soort stappenplan is dat je kan volgen om “gedekoloniseerd” te zijn.

Momenten van dekolonisatie

Het Franse magazine The Funambulist noemde een van hun podcast series “Moments of Decolonization”. De titel suggereert dat we enkel kunnen spreken van momenten van dekolonisatie, kleine acties van verzet, het tijdelijk verstoren van de norm en de dominante cultuur. Als geracialiseerde persoon moet je immers de illusie loslaten dat instituten en organisaties op dit moment bereid zijn om een duurzame radicale omwenteling te maken.

Dekolonisatie als vrijheidsstrijd in het ‘Globale Zuiden’ is een ander verhaal. Men denkt vaak dat de strijd om los te komen van de kolonisatoren pas laat in het proces is gebeurd. Van meet af aan was er echter verzet tegen de illegale militaire bezetting (wat kolonialisme uiteindelijk is) van de verschillende gekoloniseerde landen. Dat verzet groeide uit tot bewegingen die een fysieke ‘politieke’ dekolonisatie teweeg brachten.

In de dekoloniale verzetsstrijd zijn veel mensen onzichtbaar gebleven. De namen van de personen die wel gekend zijn, zijn in sommige gevallen niet vrij van controverse.

In dat verzet zijn er veel mensen onzichtbaar gebleven, mensen die slachtoffer zijn geworden van dit gruwelijke systeem en van wie de namen nooit gekend zullen zijn. De namen van de personen die wel gekend zijn, zijn in sommige gevallen niet vrij van controverse. Omdat we geleerd hebben te denken in het binaire “goed” en “fout” is het dan vaak ook moeilijk om figuren die problematisch waren los te koppelen van bepaalde strijden die ze gevoerd hebben. In sommige gevallen zijn ze niet los te koppelen van die controverse. Mahatma Gandhi, bijvoorbeeld, wordt in het Westen verheerlijkt als toonbeeld van geweldloosheid. Maar toen hij in zijn jonge jaren in Zuid-Afrika verbleef, liet hij zich racistisch uit over de zwarte gemeenschappen. In andere gevallen is die controverse wel los te koppelen. Zo was Martin Luther King Jr. gekend voor ontrouw naar zijn partner toe, maar was zijn missie radicale gelijkheid en een inclusieve anti-racistische strijd. Je kan eveneens vraagtekens plaatsen bij de verheerlijking van Nelson Mandela en de verkettering van Winnie Madikizela (die grotendeels binnen een westerse binariteit werd vormgegeven). Mandela werd net als Gandhi voorgesteld in de witte verbeelding als de meest gewenste vorm van verzet, namelijk geweldloosheid. Winnie werd als ‘radicaler’ gezien en kon dusdanig niet in die witte verbeelding opgenomen als schoolvoorbeeld van ‘correct’ verzet.

Naar een dekoloniale praxis

Het vormgeven van een campagne rond dergelijke figuren is dan ook een hele uitdaging. Het is maar de vraag hoe je de criteria opstelt en hoe je kritisch met de geschiedenis kan omgaan. Er zijn valkuilen genoeg. Dekolonisatie als proces is rommelig, er zijn geen handleidingen en er is geen eindpunt in zicht. Daarenboven zijn meerdere vormen van kolonisatie(waardoor we dus eigenlijk moeten spreken over ‘kolonisaties’). Eén welbepaalde aanpak van ‘dekolonisatie’ is dan ook niet toereikend.

Laat ons weg gaan van de personencultus, naar een inhoudelijk en praktijkgericht denken.

Het is belangrijk om je positie als organisatie blijvend kritisch te evalueren en de vraag te stellen wat dit bijdraagt aan (en/of wegneemt van) de verschillende initiatieven en discoursen die er zijn. Het is essentieel om correcte terminologie te gebruiken en heldere lijnen te trekken die aangeven dat bijvoorbeeld anti-racistisch niet automatisch dekoloniaal is – en omgekeerd. Maar de baanbre(e)k(st)erscamapagne zou onzinnig zijn wanneer ze enkel een kwestie is om aan namedropping te doen om een positie in te nemen in sommige discours. Ze kan daarentegen wel zinnig zijn wanneer ze niet zozeer zichtbaarheid geeft aan de baanbre(e)k(st)ers zelf en wel aan datgene waar ze voor streden, waar ze zoveel voor opgaven en waar ze in veel gevallen het leven voor lieten.

Laat ons dus weg gaan van de personencultus, naar een inhoudelijk en praktijkgericht denken. Naar een ‘wereld’ die onderbroken wordt door meerdere momenten van dekolonisatie. In die zin is Baanbrekers meer een sensibiliseringscampagne dan een ‘dekoloniseringscampagne’. Ze reikt figuren aan die voorheen misschien niet op je radar stonden en belangrijk werk hebben verricht in het ontmantelen van verschillende mechanismen van uitsluiting, onderdrukking en exploitatie. Ze is een uitnodiging om je te verdiepen in dat werk en je te laten inspireren om vervolgens ook zelf echt werk te maken van van een dekoloniale praxis.

 

Je eigen stem uitbrengen voor de grootste helden van de dekolonisatie kan je hier: https://baanbrekers.dekoloniseer.be