Dekoloniseren: een complexe uitdaging

Nadia Nsayi schreef een mooi boek over haar twee vaderlanden: Congo en België. Het is enerzijds een familiegeschiedenis en anderzijds een persoonlijk verhaal dat verweven zit in een veel groter maatschappelijk verhaal: de geschiedenis van Congo/Zaïre en de relatie van dit land met België.

Nadia Nsayi vertolkt een nieuwe jonge, zwarte en vrouwelijke stem in de kakafonie van stemmen over Congo.

 

Nsayi's grootvader is Arthur Clerebaut, geboren op 24 september 1891, als zoon van Oscar Clerebaut en Adolphine-Elise Deschamps, in penibele omstandigheden. Ik vind het relevant dat de auteur stil staat bij de moeilijke levensomstandigheden van het gezin Clerebaut: de gemiddelde leeftijd was toen niet hoger dan veertig jaar, de kindersterfte was hoog, ondervoeding en het gebrek aan hygiëne speelden een nefaste rol, epidemieën woedden. Terwijl zijn eigen volk moeizaam overleeft promoot koning Leopold II een ambitieus project in Afrika: Congo-Vrijstaat, een onderneming met als doel de zwarte volkeren in Midden-Afrika te ‘bevrijden’ van de Arabische slavenhandel en hen te ‘beschaven’. Deze idealistische doelstelling verbergt de ware intentie van koning Leopold II: een wingewest maken van dit gebied bij het oogsten van de Congolese grondstoffen, onder meer rubber en ivoor. Dit gebeurde zonder veel scrupules met behulp van slavernij, martelingen, het platbranden van dorpen en akkers, het afhakken van handen… Het was een genadeloze uitbuiting van de lokale bevolking. Er groeide scherpe internationale kritiek op Congo-Vrijstaat, dat ertoe leidde dat België zich verplicht zag in 1908 het beleid over te nemen. Zo ontstond Belgisch-Congo, een kolonie, waar de inheemse bevolking met respect zou bejegend worden. Maar economische doelstellingen bleven prioritair, en de inlanders werden behandeld met paternalistische neerbuigendheid.

Arthur Clerebaut dient als soldaat tijdens de eerste Wereldoorlog. Daarna trekt hij in 1921 naar Belgisch-Kongo als koloniaal ambtenaar, benoemd door het ministerie van Koloniën. Hij wordt gedetacheerd naar de provincie Congo-Kasaï. Is het om te ontsnappen aan de werkloosheid na de oorlog? Arthur Clerebaut ontmoet een Congolese vrouw, die eind 1928 bevalt van een zoon, Marcel, Nadia’s vader.

Marcel, een ‘dubbelbloed’, verliest op jonge leeftijd zijn moeder, en groeit op in een internaat in Boma, waar kinderen opgeleid worden om de koloniale overheid te dienen. Tot zijn vierde middelbaar loopt Marcel daar school. Verder studeren zit er niet in voor zijn generatie, er zijn nog geen hogescholen of universiteiten in de kolonie. Na Wereldoorlog II ontstaat een nieuwe dynamiek in de kolonie. Een doortimmerd economisch programma wordt uitgerold, dat het ‘amateuristische en vrijblijvende beschavingsdiscours vervangt’. Ook beginnen Congolese ‘évolué’s’ van zich te laten horen. De ‘évolué’s’ vormen een groep die zich bevindt tussen de ‘witte beschaafde kolonialen’ en de ‘zwarte primitieve Congolezen’. Vermoedelijk behoort Marcel, als dubbelbloed, bij deze ‘évolué’s’. Wanneer Congo onafhankelijk wordt in 1960 is Marcel 32 jaar. Hij zal, wanneer Mobutu aan de macht is, carrière maken in de administratie. In het boek kan je ook lezen wanneer en waarom Marcel zijn Belgische achternaam aflegt en de Congolese naam van zijn moeder aanneemt. Consequent met haar opzet om een persoonlijk-maatschappelijke geschiedenis te schrijven beschrijft Nsayi hoe veel andere Congolezen in België verzeild geraken, naast het verhaal van hoe zij samen met haar moeder Angélique in België belandt na de dood van Marcel. Onder meer in het kader van ‘wereldtentoonstellingen’ worden Afrikaanse dorpen gebouwd waar Congolezen tentoon gesteld worden. Een aantal van deze zwarten op tentoonstellingen overlijdt, niet aangepast aan het klimaat. Ook komen ‘boys’ mee met kolonialen, vaak zonen van zwarte dorpshoofden. En jonge mensen komen studeren aan een hogeschool of universiteit. De oudere halfbroer van Nadia Nsayi, Robert, wordt naar Leuven gestuurd om aan de Franstalige afdeling te studeren.

Angélique en Nadia verblijven aanvankelijk in Sint-Joost-ten-Node. In december 1989 is er een kennismaking met een Vlaams gezin uit Landen, het gezin Vanschoonbeek-Preud’Homme. Mami en Papi worden pleegouders, en zullen een blijvende rol spelen in het leven van de ik-figuur. Nadia doorloopt het grootste deel van haar lagere en middelbare school in Landen, in het Nederlands. Nadia switcht dus geregeld tussen twee leefwerelden: Brussel en Landen.

Het is aan de universiteit, waar zij politieke wetenschappen studeert, dat Nadia écht geïnteresseerd geraakt in Congo. Dit dankzij de reizen naar haar Congolese familie tijdens de zomervakantie, maar ook via haar inzet voor ‘Bana Leuven’, Lingala voor ‘de kinderen van Leuven’. Het wordt een vzw om studenten met Congolese roots samen te brengen voor hun ontplooiing, de Congolese cultuur uit te dragen en ook bijdragen tot de ontwikkeling van Congo.

Na de studie krijgt Nadia Nsayi de kans om als medewerker voor Els Schelfhout, senator van de CD&V, in het Belgisch parlement te werken. Het is een kennismaking met de Belgische politiek, met alles erop en eraan. Alexander De Croo trekt in april 2010 de stekker uit de regering uit ongenoegen over het communautaire gesteggel. Het politieke werk van Els Schelfhout (en Nadia Nsayi) stopt bruusk. Een nieuwe baan vindt Nadia Nsayi bij Pax Christi en Broederlijk Delen. Met Pax Christi kan Nadia mee naar Afrika om het terrein te verkennen in Rwanda, Burundi en Oost-Congo, de Kivu-streek.

Via het werk voor Broederlijk delen en Pax Christi kreeg Nadia Nsayi contact met jonge activisten uit bewegingen als LUCHA en ‘Africa Reconciled’. Deze activisten worden uitgenodigd om in België te komen getuigen, lichtjes van hoop in een eerder donker verhaal. Na 9 jaar werken bij Broederlijk Delen en Pax Christi komt er een nieuwe uitdaging: werken voor het Museum Aan de Stroom, meer bepaald voor een tentoonstelling over ‘100 x Congo. Een eeuw Congolese kunst in Antwerpen’. Een kans om “bij te dragen aan de dekolonisatie van mens en samenleving in Congo én België”.

Ik heb het boek van Nadia Nsayi met veel plezier en aandacht gelezen. Waarom ik het verhaal van deze ‘dochter van de dekolonisatie’ apprecieer?

  1. Ik vind de wijze waarop zij het kleine verhaal van de familie Clerebaut-Nsayi verweven heeft met het grote verhaal van Congo-Vrijstaat, Belgisch-Congo en de Democratische Republiek Congo meesterlijk. Knap gedaan.
  2. Nadia Nsayi vertolkt een nieuwe jonge, zwarte en vrouwelijke stem in de kakafonie van stemmen over (Belgisch-)Congo. Het zijn inderdaad vooral (oudere) witte mannen die tot nu toe het discours domineerden. Als jonge zwarte vrouw legt Nadia Nsayi haar eigen accenten.
  3. Ik apprecieer zeer haar engagement voor dekolonisering. Deze inzet ontplooit ze stelselmatig, naarmate ze zich bewuster wordt van wie ze is. Ook in het taalgebruik wordt dit doorgetrokken. Zij gebruikt niet meer het woord ‘blank’, maar het woord ‘wit’. Vormgeven aan een nieuwe wereld doe je met taal.
  4. Het woordje ‘bruggenbouwer’ past wel voor Nadia Nsayi. In haar woorden: “Als dochter van gemengde ouders en als product van diverse sociale, economische en culturele leefomgevingen geloof ik in mijn rol als bruggenbouwer. Een bruggenbouwer die op een vreedzame manier maar met een kritische geest en sterke vastberadenheid zich tegen onrecht verzet.” Zij is inderdaad soms scherp, maar heeft toch ook begrip voor het witte perspectief.

Dekoloniseren blijkt uiterst complex: de psychologische erfenis van zoveel decennia van ‘witte superioriteit’ versus ‘zwarte inferioriteit’ moet weggewerkt worden; de verhouding van de staat België tegenover de Democratische Republiek Congo moet op een andere leest geschoeid worden; musea moeten een andere inhoud krijgen: het vernieuwde AfricaMuseum, waarvan de deuren open gingen in 2018, bevat zo veel informatie dat de misdaden die in Congo-Vrijstaat en Belgisch-Congo gepleegd werden ietwat verdoezeld worden; de publicatie van het expertenrapport van de Verenigde Naties (2018) over Afrodescendenten, de inwoners van Afrikaanse afkomst in België, moet ernstig genomen worden en bestudeerd. Er moet actie op volgen. In het parlementair rapport dat de moord op Patrice Lumumba onderzocht is sprake van “het onverwerkt verleden”. Er dient multidisciplinair en internationaal onderzoek plaats vinden over de koloniale en post-koloniale periode…

Dit alles is een grote boterham. De diaspora van Congolese jongeren, waarmee Nadia Nsayi contact heeft, wil veel en liefst NU. Begrijpelijk.  Maar uit mijn eigen politieke ervaringen, weet ik dat alles uiteindelijk stapsgewijs verloopt. En zelf vind ik een focus op de verontschuldigingen van België t.a.v. Congo voor wat in het verleden, ten tijde van Congo-Vrijstaat en Belgisch-Congo, gebeurd is, de eerste stap. Deze excuses, uitgesproken door Koning Filip of door de eerste minister zouden een zeer belangrijke opening betekenen om tot een andere verhouding België/Congo te komen. En moeten de àndere pijlers van de koloniale tijd (de kerk; de ondernemers) ook niet aangemoedigd worden om excuses te vertolken? Ik zou hierrond alle mogelijke lobby-middelen inzetten, politieke partijen aanspreken, sociale bewegingen… Nadia Nsayi zegt tegen het eind van haar boek: “Sorry is niet genoeg”. Dat is ook zo. Maar sorry zeggen lijkt me nu, vlak voor de 60ste verjaardag van de Congolese onafhankelijkheid in juni 2020, wel één van de allerbelangrijke stappen.

 

**

Dochter van de dekolonisatie – Nadia Nsayi, Epo, 2020. ISBN: 9789462671782