Hoe kan je van iemand houden die je niet begrijpt?

Reactie op Yamila Idrissi: Vreemd dat iemand die middenin de realiteit van de jonge moslims in Brussel leeft, toch zo blind kan zijn voor hun frustraties over het gebrek aan enig toekomstperspectief en het onrecht waarmee zij opgroeien.
Hoe kan je van iemand houden die je niet begrijpt?

Moeten wij ons als maatschappij niet eerst de vraag stellen waarom we deze jongeren überhaupt naar school moeten sleuren?

 

Brusselse politica, Yamila Idrissi, riep in De Standaard (12/06/12) op om de tegenbeweging tegen het moslimextremisme te versterken. Haar plan van aanpak: stel boeken zoals die van islamoloog Rachid Benzine ter beschikking, pak moslimextremisten keihard aan en sleur desnoods de jongeren bij hun kraag naar de schoolbanken en naar hun job. En doe dit allemaal vooral vanuit liefde.

Vreemd, of liever wereldvreemd, is het eerste woord dat bij mij opkwam toen ik Yamila's oproep las. Vreemd dat iemand die middenin de realiteit van de jonge moslims in Brussel leeft, toch zo blind kan zijn voor hun frustraties over het gebrek aan enig toekomstperspectief en het onrecht waarmee zij opgroeien. Want als er een ding is dat heel de heisa rond Fouad Belkacem heeft aangetoond, dan is het wel dat moslims in dit land nog vaak als tweederangsburger worden beschouwd. En dát is wat Belkacem en die enkele Brusselse jongeren in een moment van verontwaardiging en woede heeft verenigd. Niet het rechts-conservatieve gedachtegoed dat Sharia4Belgium voorstaat en waar de jongeren waar het hier om gaat zelfs niet bekend mee waren. Laten we vooral niet vergeten dat die jonge moslims niet op straat zijn gekomen omdat S4B daartoe had opgeroepen, maar omdat ze wilden protesteren tegen het volgens hen zoveelste brutale politieoptreden. Wie er dan toe heeft opgeroepen, doet er op dat moment niet toe. Triestig dat enkel dit gegeven de daaropvolgende dagen en weken de media en de debatten in het parlement heeft beheerst, en dat Yamila Idrissi zich hierin gewillig laat meeslepen.

Nog vreemder zijn de oplossingen waarmee Idrissi komt opdraven. Stel dat we het eens zouden zijn dat er moet opgetreden worden tegen extremisme – ik ben eerder voorstander van de langetermijnoplossing waarbij de structurele maatschappelijke problemen worden aangepakt die een voedingsbodem creëren voor radicalisering – denk je daar dan werkelijk in te slagen door “jongeren plat te slaan met de boeken van Benzine en co.”? Door jongeren “desnoods bij hun kraag naar de schoolbanken en naar hun job sleuren”? Moeten wij ons als maatschappij niet eerst de vraag stellen waarom we deze jongeren überhaupt naar school moeten sleuren? Zou het kunnen dat zij zich allesbehalve aanvaard voelen op school? Als je bedenkt hoeveel energie het onderwijslandschap investeert in het bedenken van regels om leerlingen uit kansengroepen te weren, denk maar aan het hoofddoekenverbod. Mevrouw Idrissi wil ze ook stoer verplichten naar hun job te gaan. En wat als ze geen job vinden? Mogen we dan verwachten dat ze met dezelfde hartstocht en verontwaardiging zal eisen dat haar collega’s bij de overheid een inclusief aanwervingsbeleid voeren dat als voorbeeld kan dienen voor de privé-sector, in tegenstelling tot wat we vandaag moeten vaststellen? U mag deze jongeren nog zo hard slaan met de boeken van Benzine en co; de uitdagingen waarmee zij dagelijks worden geconfronteerd, en die gekenmerkt worden door discriminatie, uitsluiting en armoede, zullen daarmee de wereld niet uit zijn. Reflecteren over de ideeën van Benzine kunnen ze pas als ze niet langer hoeven strijden voor hun bestaansrecht, als ze kunnen genieten van kwaliteitsvol onderwijs, en als ze kunnen solliciteren voor een job zonder zich te moeten afvragen of ze hun naam wel op hun CV zouden zetten. Spijtig dat mevrouw Idrissi dit niet pijnlijk vindt.

Ik voel dus allerminst de nood om “nog vaker en nog luider te verkondigen dat de overgrote meerderheid van de moslims voor een open en tolerante islam staat” want waar de islam volgens mij, mevrouw Idrissi of zelfs Fouad Belkacem voor staat doet er hier niet toe. Zolang we niet leven in een maatschappij waar iedereen gelijk is, waar iedereen over dezelfde mensenrechten beschikt en waar iedereen dezelfde kansen heeft om voor zichzelf een toekomst uit te bouwen, zullen zij die steeds het onderspit delven ongeacht hun levensbeschouwing steeds aangetrokken zijn tot radicalisme. Zolang we onrecht aanvaardbaar vinden, zullen we ook radicalisme als haar bijwerking moeten aanvaarden.