Ons geheugen als verzet

Voor veel antiracisme-activisten van kleur eist de strijd tegen racisme een zware mentale tol. De rol van ons geheugen is daarbij niet te onderschatten, blijkt uit nieuw psychologisch onderzoek. Herinneringen aan eerdere racistische incidenten leveren stress op, en anticiperen op mogelijke onveilige situaties zorgt voor een beperking van onze bewegingsvrijheid. Kunnen we de kracht van ons geheugen ook op een positieve manier inzetten in de antiracistische strijd?

In februari dit jaar publiceerden Elan C. Hope, professor in de psychologie aan North Carolina State University, en haar team een onderzoek naar antiracistisch activisme onder Zwarte adolescenten en jongvolwassenen. Ze gingen na welke rol stress speelde in hun activisme en hoe activisme, stress en racisme elkaar versterken in de impact die ze hebben op het mentale en fysieke welzijn. Daarnaast onderzochten ze hoe activisten de stress van het anticiperen op racisme in het dagelijks leven ervaren, de zogenoemde 'racismegerelateerde anticipatiestress'.

Welke rol spelen onze herinneringen in het anticiperen van racisme? Zorgen herinneringen aan eerdere ervaring met racisme voor stress en trauma? En kan ons geheugen ook een katalysator vormen voor verzet?

De impact van racisme 

Mede-contributor Christelle Baseke Kaisala schreef eerder al helder en scherp over de racial burden die mensen van kleur wordt opgedrongen: het omgaan met racisme brengt veel stress met zich mee, en zorgt ervoor dat zij in een 'overlevingsmodus' terechtkomen. Dit heeft een enorme impact op het emotionele en lichamelijke welzijn. In de afgelopen decennia verschenen er veel publicaties over de impact van racisme op ons welzijn. Denk aan nieuwe uitgaven van het werk van schrijvers zoals Franz Fanon en Audre Lorde en – dichter bij huis – Rachida Aziz, Naima Charkaoui, Gloria Wekker en Philomena Essed. 

Actie ondernemen tegen racisme is zowel een bron van stress, als een reactie op stress. Welke rol speelt anticipatie hierin?

Met hun werken in het achterhoofd kan je de vraag stellen: wat voor nieuws kan het onderzoek van Elan C. Hope ons vertellen? Hoewel er al veel data is over de impact van racisme op het welzijn van mensen, wil Hope een stap verder zetten: Hoe kunnen we jongeren beter ondersteunen in hun strijd naar sociale rechtvaardigheid? Op welke manieren ervaren jongeren en jongvolwassenen stress in hun activisme en hoe verschilt dit van de stress die ze als individuen ervaren? Kortom: hoe kan antiracistisch activisme zowel een strijd zijn die ondersteund en serieus genomen wordt, alsook helend en zonder negatieve impact op het welzijn van mensen? Zoals de onderzoekers zelf aangeven, kunnen professionals op deze manier beginnen timmeren aan programma’s waarbij antiracistisch activisme en mentaal welzijn elkaar in evenwicht houden, of elkaar zelfs aanvullen. Ook binnen de mentale hulpverlening kan Hopes onderzoek een aanknopingspunt vormen om beter om te gaan met de negatieve impact van racistische ervaringen (bijvoorbeeld door middel van EMDR). Psychologische onderzoeken zoals deze leiden tot de nodige inzichten om jongeren te ondersteunen in hun strijd tegen racisme. 

Anticiperen op een onveilige situatie

Actie ondernemen tegen racisme is zowel een bron van stress, als een reactie op stress. Welke rol speelt anticipatie hierin? Naar die vraag is nog relatief weinig onderzoek gedaan. Wat wel bekend is, is dat anticipatie een grote rol speelt in ons geheugen. In het anticiperen op een onveilige situatie, kan iemand al stress en angst voelen. Deze stress en angst wordt ook aangetoond in andere studies en rapporten. In het rapport ‘De stilte voorbij’ onderzoekt het Kennisplatform Integratie & Samenleving in Nederland de ervaringen van Nederlanders met een Oost-Aziatische achtergrond tijdens de pandemie. Bovenaan het lijstje van copingstrategieën die de ondervraagden hanteerden om om te gaan met discriminatie, staat het vermijden van fysieke plekken waar de kans op discriminatie en negatieve opmerkingen het grootst is. Ons geheugen brengt structuren van onveiligheid in kaart en vormt zo een informatiebron: het vertelt ons waar we gevaar lopen en leert ons om te anticiperen op nieuwe, soortgelijke ervaringen. Een herinnering wordt beladen met gevoelens en waarnemingen. 

Ons geheugen brengt structuren van onveiligheid in kaart en vormt zo een informatiebron: het vertelt ons waar we gevaar lopen en leert ons om te anticiperen op nieuwe, soortgelijke ervaringen

Feminist work is memory work’, schrijft Sara Ahmed in haar iconische Living a Feminist Life. Feminisme begint met het voelen van dingen en die gevoelens worden herinneringen van geweld, grensoverschrijdend gedrag, schaamte, onrechtvaardigheid. We herinneren ons bijvoorbeeld het moment waarop we 'emotioneel' genoemd werden, dat we volgens anderen 'boos overkwamen', we 'er ons overheen hadden moeten zetten' of dat moment dat 'het maar een grapje was'. Op sommige momenten raakt de herinnering ons weer, soms jaren later. We bedenken antwoorden die we toen hadden moeten geven, maar we voelden al gevaar voordat we er de woorden voor vonden. Langzamerhand komt het besef dat we die herinneringen serieus moeten beginnen nemen en linken we ze aan elkaar, zien we hoe ze onderling verbonden zijn.. ‘Sensing wrongs,’ noemt Ahmed dit. Het lichaam voelt waar het alert moet zijn, waardoor onze relatie met onze omgeving begint te veranderen. Pas veel later, bijvoorbeeld door het lezen van Living a Feminist Life en het vinden van onze communities, blijken we niet de enige te zijn. Onze herinneringen en ervaringen beginnen elkaar te versterken en vormen aanknopingspunten binnen het narratief dat onze lichamen opbouwen.

We verzamelen ervaringen doorheen ons leven, en die ervaringen stapelen zich op. We dragen ze mee in ons hoofd, in ons lichaam, op onze huid. Wanneer die ervaringen getekend zijn door bijvoorbeeld seksisme en/of racisme, wordt datzelfde lichaam, nog voor de woorden er zijn, er een van uitputting. Het narratief van onderdrukking begint in zekere zin met dat onze lichamen ons vertellen soms terug te keren naar onze herinneringen met het referentiekader dat we jarenlang hebben opgebouwd: het is alsof we aan een puzzel zijn begonnen met een oneindige hoeveelheid stukjes en geen foto die ons vertelt hoe het eruit moet komen te zien. 

Een archief van verhalen

Ervaringen zijn bovendien niet enkel individueel, maar ook collectief en generationeel. Ze doen zich voor in een gemeenschap van mensen en worden overgedragen van generatie op generatie. Een 'genestelde ervaring' is meer dan een herinnering, en beweegt zich tussen culturen ten gevolge van een traumatiserende geschiedenis. Binnen de sociologie vind je meer onderzoek naar de manieren waarop trauma’s en herinneringen voortleven in de generaties nadat de historische gebeurtenis zich heeft voorgedaan. Het verleden leeft soms hardnekkig door in het heden en tast zo het collectieve geheugen aan. 

Door plekken te vermijden, je onzichtbaar te maken, te zwijgen, wordt de ruimte van onderdrukte lichamen kleiner. Ons geheugen werkt op die manier als een beschermer, maar ook als een obstakel

Sociologe Grace M. Cho onderzoekt in haar boek Haunting the Korean Diaspora: Shame, Secrecy, and the Forgotten War de onderdrukte geschiedenis van de Koreaanse Oorlog en beschrijft de relatie tussen trauma en het geheugen als 'een verstoring van het geworteld zijn'. Wanneer het geheugen zich bedreigd voelt, wil het vluchten omdat het denkt dat er een nieuw gevaar aankomt. Dat gevaar komt er niet altijd, want het is een ervaring uit het verleden. In dit proces van trauma en herinnering wordt het getraumatiseerde subject, het lichaam dat deze ervaringen met zich meedraagt, steeds ontworteld. Door plekken te vermijden, je onzichtbaar te maken, te zwijgen, wordt de ruimte van onderdrukte lichamen kleiner. Ons geheugen werkt op die manier als een beschermer, maar ook als een obstakel om die emoties en ervaringen waaraan we steeds worden herinnerd, kracht te geven en serieus te nemen. Maar het geheugen is niet louter individueel. Het kan het persoonlijke overstijgen omdat het geen opslag is van objectieve opnames, maar eerder een archief van verhalen. Zoals bell hooks schrijft in Talking Back, kunnen we het archief van alles dat we gedocumenteerd hebben en in ons lichaam opgeslagen hebben, ook constructief inzetten. Dit gebeurt door patronen te herkennen in onze persoonlijke ervaringen, op basis daarvan theorieën te ontwikkelen en, de handeling van het vertellen te politiseren. 

Ons geheugen als verzet

In haar boek In Memory of Memory graaft Maria Stepanova onophoudelijk in archieven van foto’s en objecten van haar familie. Er zijn geen coherente verhalen te vinden, enkel de herinneringen van mensen die hebben geleefd ten tijde van grote historische gebeurtenissen, en soms enkel de herinnering aan die herinneringen. In het proces van (on)opzettelijk vergeten en worden vergeten, is de herinnering de ultieme verzetsdaad. Stepanova beschrijft het als 'de hoogste vorm van postume rechtvaardigheid,' waarin we continu elkaars getuigen zijn en ervoor kiezen om elkaars verhalen te ondergraven of te onderschrijven. Met andere woorden, we kunnen ervoor kiezen om samen niet te vergeten. Ook al is de geschiedenis van mijn moeder niet geheel de mijne en de mijne de jouwe niet. 

Elan C. Hope en haar team wijzen in hun conclusie nog eens op de noodzaak van onderzoek om jongeren en jongvolwassenen te ondersteunen in hun strijd voor sociale rechtvaardigheid en antiracistisch activisme. Ze halen aan hoe belangrijk het is om hulpverleners te informeren over de potentiële gezondheidsrisico’s van activisme, en, in het verlengde daarvan, stress door racisme.

Strategieën zoals sociale steun voor, tijdens en na een activistische actie en community affirmation, zijn voorbeelden om stress te reduceren. Hoewel het onderzoek hier niets over vermeldt, is het sleutelwoord misschien wel zorg: radicale zorg voor en tussen onze gemeenschappen. Wat is er zorgzamer dan het luisteren naar en vertellen van verhalen? Welke vorm van community affirmation is sterker dan samen niet vergeten? Ons verzet begint bij de herinnering.



Over de auteur:

Ilona Roesli (zij/die) is een Indonesisch-Nederlands queer activist en woont en werkt in Antwerpen. In diens intersectionele strijd naar sociale rechtvaardigheid is en was ze betrokken bij verschillende vzw's. Nu is ze bestuurslid bij de Europese ngo Asian Voices Europe en schrijft, spreekt en werkt als freelancer rond anti-racistische en queer thema's.