Pedant

In zijn reactie (DM 11/6) op mijn lezersbrief (DM 8/6) trekt professor Etienne Vermeersch enkele overhaaste conclusies. Ik heb hem niet als persoon willen vergelijken met Belkacem. Wel hekelde ik het veralgemenende discours en de denigrerende toon.
Pedant

Het voorbije decennium is oeverloze kritiek op en afkeer van de islam de norm geworden en dat heeft ons tot nog toe weinig opgeleverd

 

In zijn reactie (DM 11/6) op mijn lezersbrief (DM 8/6) trekt professor Etienne Vermeersch enkele overhaaste conclusies. Ik heb hem niet als persoon willen vergelijken met Belkacem en evenmin heb ik ook maar enig verband gelegd tussen hem en Belkacems criminele activiteiten. Het is een tekortkoming van mijn brief als dit toch zo is overgekomen. Wel hekelde ik het veralgemenende discours en de denigrerende toon. De draagster van de gezichtssluier gelijkstellen aan een tent (DM 2/6) bijvoorbeeld, van een emeritus-hoogleraar verwacht ik wel wat anders.

Ik heb mij inderdaad vergist wat betreft de omstandigheden van zijn excuses voor de uitspraak over de gezichtssluier en de swastika. Dit is echter de enige onwaarheid waarop ik mezelf kan betrappen, aangezien mijn overige uitspraken meningen waren en niet als feiten geponeerd werden. Bovendien blijf ik erbij dat zijn excuses op geen enkele manier gericht waren aan de draagsters van de gezichtssluier, hoewel de oorspronkelijke vergelijking over hen ging en dus een belediging aan hun adres was.

Ik ben niet zo pedant te pretenderen alles te weten over het islamitisch recht, aangezien dit geen kant-en-klare, absolute materie is en de rechtsregels doorheen de eeuwen voortdurend aan interpretatie, discussie en verandering onderhevig waren. Bovendien sprak ik in mijn brief niet over de theorie maar over de praktijk. Toch staat ook de theorie mij in deze bij. Wie te rade gaat bij islamitische rechtsgeleerden die de bronnen zélf bestuderen, zou immers weten dat volgens de richtlijnen van de 4 soennitische rechtsscholen het gezicht en de handen niet bedekt hoeven te worden, hoewel één ervan de gezichtssluier warm aanbeveelt. Over deskundigheid kan dus gediscussieerd worden. Of heb ik voor deze mening eveneens een mandaat nodig? 

Net omdàt de term boerka-verbod onterecht de populaire naam voor het verbod is geworden, schreef ik deze ergernis van mij af. Deze pedante opmerking was hoe dan ook algemeen bedoeld en niet aan E.V. persoonlijk gericht.

Dat “Vermeersch zich niet laat muilkorven” heb ik niet in zijn mond gelegd maar is mijns inziens nu eenmaal de kern van zijn discours. Wel vraag ik me af of het niet eens tijd is om gezamenlijk een constructiever pad te bewandelen. Het voorbije decennium is oeverloze kritiek op en afkeer van de islam de norm geworden en dat heeft ons tot nog toe weinig opgeleverd. Integendeel, het heeft het extremisme juist gevoed.

Ervoer ik Vermeersch' brief eveneens als laster? Mijn tenen zijn alleszins niet lang genoeg (en mijn portefeuille niet diep genoeg) om met een proces te dreigen. Aangezien zelfs een professor als Eva Brems afgeschilderd wordt als iemand die “dommetjes” dingen beweert (DM, 30/5), beschouw ik het haast als een compliment om in het rijtje te mogen staan en aan de openbare minachting prijsgegeven te worden.

Tot slot, niemand is gebaat bij het verder uitspinnen van een persoonlijke polemiek, al mag wat mij betreft de ondertoon van het maatschappelijk debat in vraag gesteld worden. Net als de deskundigheid die enkele luide stemmen zichzelf lijken toe te wijzen om het vervolgens aan anderen te ontzeggen.

 

 

 

Barbara Van der Hallen
(arabiste en islamologe)