Hoofddoekverbod in Oost-Vlaanderen: neutraliteit of bullshitbeleid?
Een week geleden opende ik het nieuws en dacht ik: het is weer zover. De provincieraad van Oost-Vlaanderen besliste om vanaf volgend jaar religieuze symbolen te verbieden in provinciale scholen. Wéér een maatregel die vrouwen rechtstreeks raakt. Terwijl we als samenleving graag verkondigen dat we streven naar gelijkheid en vooruitgang, worden er wetten en regels ingevoerd die net het tegenovergestelde doen – die uitsluiten in plaats van verbinden.

Ik ben een feministe. En drie jaar geleden besloot ik een hoofddoek te dragen. Voor mij sluiten die twee elkaar niet uit – ze versterken elkaar. Ik strijd voor mijn rechten, ook voor het recht om zichtbaar mezelf te mogen zijn. Toch word ik sinds die keuze anders behandeld – alsof mijn woorden, diploma’s en daden er niet meer toe doen. Dit komt niet alleen door individuen, maar ook door structurele discriminatie, mede veroorzaakt door regels als het hoofddoekverbod in Oost-Vlaanderen. Volgens Oost-Vlaams gedeputeerde Kurt Moens (N-VA) is dat verbod een onderdeel van de 'levensbeschouwlijke neutraliteit' in het onderwijs.
In dit opiniestuk neem ik je graag mee in waarom neutraliteit, zoals die vandaag wordt ingevuld, veel minder onschuldig is dan ze lijkt. Hoe dit neutraliteitsdiscours vrouwen niet beschermt, maar hen systematisch uitsluit – op school, op de arbeidsmarkt en in de publieke ruimte.
Neutraliteit of discriminatie?
Wanneer een vrouw in België beslist een hoofddoek te dragen, opent ze niet alleen haar kleerkast, maar ook een doos van Pandora. Ze wordt, of ze het nu wil of niet, het onderwerp van een maatschappelijke strijd over identiteit. De hoofddoek, voor velen een persoonlijke en religieuze keuze, is in de publieke ruimte uitgegroeid tot strijdpunt over identiteit, vrijheid en zogenaamd neutraliteitsbeleid.
Het dragen van een hoofddoek wordt vaak beknot door richtlijnen die beweren de ‘neutraliteit’ te waarborgen. Maar die onderbouwing gaat op twee punten de mist in: ten eerste meent men neutraliteit te kunnen aflezen aan iemands uiterlijk, en ten tweede hanteert men een zeer specifieke interpretatie van wie er 'neutraal' uitziet en wie niet.
Een kruisje om de hals passeert vaak zonder problemen (wat zo hoort), maar een hoofddoek? Dat is 'te zichtbaar', 'te politiek', 'te gevoelig'. Een hoofddoek – net als een tulband of keppel – wordt dan niet gezien als een uitdrukking van identiteit, maar als een bedreiging voor de gevestigde orde. Dit creëert een seculier ideaalbeeld waarin religie mag bestaan, zolang ze maar onzichtbaar blijft. De religieuze vrouw moet zich letterlijk onzichtbaar maken om aanvaard te worden.
Talloze jonge vrouwen in mijn omgeving (inclusief ikzelf) worden afgewezen voor stages of studentenjobs, vaak zonder uitleg. Pas achteraf blijkt dat onze hoofddoek het probleem was.
De manier waarop het neutraliteitsargument gebruikt wordt is dus moeilijk… neutraal te noemen. Toch gebruiken scholen, overheidsinstellingen en bedrijven het om de hoofddoek uit hun gebouwen te weren. Instellingen verschuilen zich zo achter kledingvoorschriften of zogenaamd neutrale regels. Dit is een vorm van structurele uitsluiting, vooral van vrouwen met een migratieachtergrond.
In mijn omgeving hoor ik talloze verhalen van jonge vrouwen, inclusief mezelf, die afgewezen worden voor stages of studentenjobs, vaak zonder uitleg. Pas achteraf blijkt dat onze hoofddoek het probleem was. Zulke uitsluiting is geen uitzondering meer - het is de norm geworden.
Onder het mom van gelijkheid wordt van deze vrouwen verwacht dat ze hun hoofddoek opgeven, zogezegd om neutraal over te komen. Maar waarom is het altijd de gelovige vrouw die haar identiteit moet verbergen om te voldoen aan de norm? Wie bepaalt wat professioneel of neutraal is? En waarom wordt neutraliteit verward met religieuze leegte?
De hoofddoek wordt in het publieke discours vaak als symbool gebruikt voor ‘de ander’, voor een religieus-politieke dreiging, voor onderdrukking van vrouwen. Daardoor wordt het maatschappelijke debat niet gevoerd over de rechten van de vrouw met hoofddoek, maar enkel over de hoofddoek zelf, als losstaand symbool.
Het discours rond de hoofddoek vertrekt bovendien vaak vanuit veronderstellingen over onderdrukking, zonder rekening te houden met de agency van de vrouwen in kwestie. Hierdoor blijven hun stemmen ondervertegenwoordigd in het debat; ze worden besproken, maar zelden gehoord. Vrouwen die ervoor kiezen om een hoofddoek te dragen, worden op voorhand verdacht gemaakt van afhankelijkheid, zonder dat er ruimte is voor hun eigen verhaal.
Terwijl voor mij en veel andere vrouwen de hoofddoek geen teken van onderdrukking is, maar juist van kracht.
Secularisme als uitsluitingsinstrument
België is officieel een seculiere staat. In theorie betekent dit dat de staat zich niet bemoeit met religie, en dat iedereen zijn geloof vrij kan beleven. Maar in de praktijk evolueert het secularisme steeds meer naar een vorm waarin religieuze uitingen geweerd worden uit de publieke sfeer. De invulling van seculariteit is verschoven van een staatsvorm die vrijheid voor iedereen moest garanderen, naar een maatschappelijk model waarin religie wordt geprivatiseerd en gemarginaliseerd zodra ze zichtbaar is.
Vrouwen worden onder het mom van bescherming tegen onderdrukking, onderdrukt door het hoofddoekverbod. Deze maatregelen brengen net sociale uitsluiting teweeg. Emancipatie wordt daarbij gedefinieerd als het loslaten van religieuze symboliek, wat vrouwen dwingt hun identiteit in te perken om aanvaard te worden.
Het secularisme evolueert in België steeds meer naar een maatschappelijk model waarin religieuze uitingen geweerd worden uit de publieke sfeer.
Hoewel het met woorden als 'neutraliteit' wordt ingepakt, is het hoofddoekendebat eigenlijk diep politiek. Verschillende partijen en beleidsmakers nemen standpunten in die niet alleen de regelgeving beïnvloeden, maar ook het maatschappelijke klimaat. Vrouwen met een hoofddoek worden vaak opgevoerd als symbool van integratieproblemen of culturele botsingen.
Die politisering versterkt een vijandig klimaat waarin deze vrouwen zich constant moeten verantwoorden: voor hun geloof, hun aanwezigheid, hun deelname aan de samenleving. Maar het zijn net zij die het moeilijkst toegang vinden tot die samenleving. Hun keuze voor een hoofddoek betekent vaak een beperking op werk, studie en maatschappelijke mobiliteit.
Uit cijfers van Unia blijkt dat vrouwen met een hoofddoek dubbel zo vaak discriminatie ervaren: als vrouw én als moslima. Volgens Ella vzw is er sprake van structurele uitsluiting. De combinatie van gender, religie en afkomst zorgt ervoor dat zij op meerdere niveaus obstakels ervaren.
Unia schrijft in haar rapport dat bijna driekwart van de meldingen van discriminatie op basis van geloof of levensbeschouwing door vrouwen wordt gedaan. "We zien hierin (...) de weerspiegeling van een groot aandeel dossiers rond veruiterlijking van geloof en met name de hoofddoek wat het intersectionele karakter van de problematiek aantoont", zo schrijft het gelijkekansencentrum.
Toch blijft het discours vaak steken in clichés. In plaats van naar de stem van deze vrouwen te luisteren, spreken anderen namens hen. Dat is niet alleen betuttelend, maar ook schadelijk. Wij vrouwen willen geen slachtofferrol, maar gelijke kansen. We willen deelnemen aan de samenleving zonder onszelf te moeten verloochenen.
Wanneer ik de dag van vandaag nog steeds meermaals verbaal word aangevallen door vreemden omwille van mijn hoofddoek, kan ik enkel besluiten dat de maatschappij toch wel verkeerd bezig is.
Vrijheid kan niet selectief zijn. Vrijheid betekent ook dat je jezelf mag zijn, zichtbaar en zonder angst voor uitsluiting. Pas wanneer vrouwen met een hoofddoek gelijke toegang hebben tot onderwijs, werk en publieke functies zonder zich te moeten aanpassen aan een seculiere standaard die hen uitsluit, kunnen we spreken van werkelijke emancipatie.
Over de auteur

Oumaima Kastit is sociaal-cultureel werker en student Gender en Diversiteit. Ze heeft een passie voor sociale rechtvaardigheid, gelijkheid en verbinding en zet zich in voor een inclusieve samenleving, vanuit intersectioneel perspectief.
Meer van Oumaima Kastit