Ga verder naar de inhoud
Ga verder naar de inhoud
De grens tussen de Verenigde Staten en Mexico is de meest dodelijke landsgrens ter wereld. CC Stef Arends
Interview

"Antiracisme moet een politieke strijd zijn, geen pe­da­go­gi­sche strijd"

In zijn boek Wat is antiracisme? En waarom rijmt dat op antikapitalisme? houdt de Brits-Amerikaanse schrijver Arun Kundnani een pleidooi tegen diversiteitstrainingen en vóór massabewegingen. Antiracisme moet volgens Kundnani een politieke strijd zijn tegen het op gewelddadige wijze in stand gehouden kapitalistische systeem: "We moeten collectieve macht opbouwen en terugvechten tegen die infrastructuur van geweld, die bestaat uit politie, grenzen, gevangenissen en legers."

Door Nina Henkens op 12 juli 2025

Arun Kundnani schrijft over  racisme, islamofobie, surveillance, politiek geweld en radicalisme. Zijn laatste boek werd onlangs in het Nederlands vertaald en uitgegeven door Epo Uitgeverij onder de titel 'Wat is antiracisme? En waarom rijmt het op antikapitalisme?'. 

In dat boek gaat hij in op de geschiedenis van het antiracisme en analyseert hij twee stromingen: het liberale antiracisme en de radicale versie die ontstond uit dekoloniale bewegingen. Kundnani pleit voor die laatste variant, waarbij het idee van ‘raciaal kapitalisme’ een centrale rol speelt. Racisme is voor het kapitalisme meer dan een psychologische verdeel en heers-truc tussen witte en zwarte arbeiders, maar zorgt er ook voor dat zij daadwerkelijk op verschillende manieren worden uitgebuit.

In zijn boek pleit Kundnani tegen diversiteitstrainingen en voor massabewegingen. Hij zet ons aan om niet mee te gaan in de neoliberale concurrentiestrijd om wie de ergste pijn heeft als gevolg van het neoliberalisme en racisme. In plaats daarvan moeten we volgens hem opnieuw met elkaar in verbinding treden, en zo sterke en veerkrachtige organisaties opbouwen. Tegelijkertijd waarschuwt Kundnani dat de materiële verschillen tussen witte en niet-witte arbeiders erkend moeten worden om sterke nieuwe linkse coalities te bouwen.


In uw boek maakt u een onderscheid tussen liberaal en radicaal antiracisme. Wat is het verschil tussen deze twee varianten van antiracisme? Welke oplossingen dragen zij aan in een tijd waarin extreemrechts fascisme opnieuw grote delen van de wereld overneemt?

Vaak denken mensen bij antiracisme enkel aan de liberale versie ervan. Liberaal antiracisme was een reactie op het nazisme, en hoe we het nazisme in het Westen  begrepen hebben. Het idee was dat, wanneer je grote aantallen mensen hebt met individuele vooroordelen die gebaseerd zijn op een idee van de suprematie van het ene ras over het andere, het mogelijk is voor extremistische politici om die vooroordelen te manipuleren, aan de macht te komen en de liberale democratie omver te werpen. Zo wordt het probleem van racisme onmiddellijk gekoppeld aan het probleem van het behoud van de liberale democratie. Die ideeën ontstonden eind jaren dertig, begin jaren veertig, toen het liberalisme het succes van de nazi's in Duitsland probeerde te begrijpen, en komen we nog steeds tegen in wat we tegenwoordig unconscious bias-training noemen.

Tooltip content for: unconscious bias-training

Dat zijn trainingen die erop gericht zijn om individuen bewust te maken van hun vooroordelen. 

Liberale antiracisten vonden dus dat we – om die liberale democratie te beschermen – iets moesten doen aan individuele vooroordelen, vanuit het begrip dat die vooroordelen irrationeel zijn. De benadering gaat ervan uit dat gewone mensen hulp nodig hebben om inzicht te krijgen in de irrationaliteit van hun vooroordelen.

De vraag is niet ‘wat zijn jouw onbewuste vooroordelen over mij?', maar ‘hoe komt het dat jij meer spullen hebt dan ik?’
Arun Kundnani

Op hetzelfde moment heb je ook schrijvers en denkers als CLR JamesFrantz FanonAimé Césaire. Zij komen uit antikoloniale bewegingen en denken heel anders over racisme en dus ook over antiracisme. Natuurlijk begrijpen ze dat mensen individuele vooroordelen hebben, maar de kern van de zaak voor hen is hoe de middelen in een samenleving worden verdeeld. Niet ‘Hoe denk je over mij?' of 'Wat is je onbewuste of bewuste houding tegenover mij?’ maar ‘Hoe komt het dat jij meer spullen hebt dan ik?’ 

En als je racisme bekijkt door een economische bril, dan gaat het niet enkel om individuele irrationaliteit, maar om een machtsstructuur. Dat inzicht heeft weer gevolgen voor de manier waarop je het probleem moet bestrijden. De methodes die we gebruiken om een machtsstructuur te ontmantelen, zijn namelijk anders dan die voor het bestrijden van individuele vooroordelen. 

Als ik een individueel vooroordeel heb, is het voor iemand anders mogelijk om met mij in dialoog te gaan en dat vooroordeel te weerleggen. Er is, met andere woorden, een mogelijkheid tot een pedagogisch proces. Maar als het probleem een machtsstructuur is, dan kun je mensen niet zomaar overtuigen om hun macht op te geven. Wat je dan moet doen is in de eerste plaats een politieke strijd voeren, geen pedagogische strijd. In plaats van het idee van liberale expertise die wordt ingezet om mensen individueel op andere gedachten te brengen, kijk je dan naar de vraag: waar halen we de collectieve kracht vandaan om het op te nemen tegen een sociale structuur die middelen toekent op een manier die raciaal ongelijk is? Waar komt die collectieve kracht vandaan? Die kan alleen komen van het opbouwen van organisaties, van de kracht die uitgaat van grote groepen mensen die bereid zijn om trouw te zijn aan hun zaak. Er zijn dus massabewegingen nodig.

Dat betekent niet dat het liberaal antiracisme, de individuele benadering, helemaal niets heeft bereikt. Ik denk dat het in de Verenigde Staten een verandering teweeg heeft gebracht in de manier waarop mensen met elkaar omgaan op interpersoonlijk niveau. Het is er vandaag voor een wit en een zwart persoon heel anders dan vijftig jaar geleden om elkaar op straat tegen te komen en een gesprek met elkaar aan te knopen. Maar op structureel niveau – politie, grenscontroles, militair geweld, opsluiting – is het racisme in dezelfde periode net veel erger geworden. We moeten terugvechten tegen deze infrastructuur van geweld, die bestaat uit grenzen, politie, gevangenissen en legers. Dát is de kern van het racisme waar we vandaag de dag in het Westen mee te maken hebben. Het gaat er niet om dat we ons in onze eigen psyche keren. Het gaat erom dat we in staat zijn om systemen van geweld aan te pakken.


Die vaststelling klinkt logisch, maar schuurt met de geleefde ervaring van veel mensen en met onderzoek. We weten dat micro- en macro-agressies, gebaseerd op vooroordelen, veel schade toebrengen aan de gezondheid en levenskwaliteit van mensen. 

Micro-agressies zijn natuurlijk schadelijk. Maar dat we op interpersoonlijk vlak verder staan dan vijftig jaar geleden, neemt niet weg dat er nog steeds dingen te verbeteren zijn. Het probleem is dat we micro-agressies niet kunnen oplossen door er alleen over na te denken en te zorgen voor bewustwording. Ze zijn een symptoom van een samenleving die zo georganiseerd is dat de middelen op fundamenteel ongelijke manieren verdeeld worden. Tot we dat kernprobleem aanpakken, zullen we micro-agressies, racistische vooroordelen en de populariteit van extreemrechts nooit oplossen. 

Stel je bijvoorbeeld voor dat we training over micro-agressies zouden aanbieden aan mensen die deportaties uitvoeren van mensen die gedwongen het land uitgezet worden. Ze zouden nog steeds de deportaties uitvoeren, maar misschien op een beleefdere manier. Deportaties gebeuren niet vanwege individuele vooroordelen, maar vanwege een systeem van wereldwijde arbeidsverdeling, gebaseerd op zogenaamd ras, dat met geweld moet worden gehandhaafd. 

Tooltip content for: systeem van wereldwijde arbeidsverdeling

In een interview met Mo* gaat Kundnani dieper in op hoe landsgrenzen die wereldwijde arbeidsverdeling mogelijk maken: "Een grens heeft verschillende functies. Maar een belangrijke functie van grenzen tussen de rijkere en armere landen is om ervoor te zorgen dat er een verschil in lonen is tussen die landen. Het onderhoudt een raciale differentiatie in lonen. Dat betekent dat een bedrijf van een rijker land naar een armer land kan verhuizen, zijn productie kan verplaatsen en een enorme toename van zijn winsten kan behalen door veel lagere lonen te betalen."

Het neoliberalisme moedigt ons aan om onze pijn te individualiseren. Sociale media zorgen vervolgens voor een aandachtseconomie die handelt in het delen van deze pijn.
Arun Kundnani

Daarbij is het ook belangrijk dat we allemaal op verschillende manieren pijn met ons meedragen  die het gevolg is van het leven binnen raciaal kapitalisme. Dat systeem buit alle werkende mensen uit, maar op verschillende manieren, afhankelijk van de raciale categorie waartoe ze behoren. Het neoliberalisme moedigt ons aan om onze pijn te individualiseren en te denken dat de oplossing voor onze pijn is dat de wereld die zeer specifieke pijn erkent. De pijn wordt de definitie van onszelf. Sociale media zorgen vervolgens voor een aandachtseconomie die handelt in het delen van deze pijn. We worden zo aangemoedigd om met anderen te concurreren over wiens pijn de meeste aandacht verdient. 

We moeten op een bepaalde manier de individualiteit van onze pijn opzij zetten en in plaats van ons naar binnen te keren, in verbinding treden met anderen. Anders zullen we nooit de collectieve macht opbouwen die we nodig hebben om de racistische structuren te ontmantelen die ons allemaal schaden. Veel antiracistische organisaties vallen op dit moment uit elkaar omdat iedereen zegt: ‘mijn pijn moet voorrang krijgen op jouw pijn’.

Dat is ook een punt dat James Baldwin maakte: "Je moet begrijpen dat jouw pijn triviaal is, behalve voor zover je die kunt gebruiken om je te verbinden met andermans pijn; en voor zover je dat met jouw pijn kunt doen, kun je ervan bevrijd worden, en dan werkt het hopelijk ook andersom; voor zover ik je kan vertellen wat het is om te lijden, kan ik je misschien helpen om minder te lijden." 


De verwevenheid tussen racisme en kapitalisme is binnen de linkse beweging in België nog lang geen gemeengoed. Aan de ene kant zijn er mensen die alle vormen van ongelijkheid en onderdrukking herleiden tot klassenstrijd, en die niet over racisme willen praten, en aan de andere kant is een deel van de antiracistische beweging dat te weinig oog heeft voor de functie van racisme binnen een kapitalistische economie. Het gevolg is een verzwakte en versplinterde beweging en eindeloze, vaak emotionele discussies. Hoe kijkt u naar die schijntegenstelling tussen klasse en kleur in het debat?

De valse tegenstelling tussen klasse en kleur is het gevolg van pogingen van het kapitalisme om de witte arbeidersklasse in het Westen te mobiliseren met racistische en koloniale sentimenten. Europese arbeidersbewegingen zien zichzelf niet als deel van een internationale beweging van werkende mensen, maar als verdedigers van de specifieke belangen van de arbeidersklasse binnen een specifiek Europees land – en soms zelfs van hun raciale belangen binnen dat land. Zo sluiten ze zich aan bij de racistische en imperialistische politiek die door het kapitalisme wordt gestimuleerd. 

Dat werkt niet alleen ideologisch, het heeft ook materiële gevolgen. De constructie van ras zorgt er namelijk onder meer voor dat arbeiders worden opgedeeld in verschillende categorieën op basis van afkomst. Die kunnen vervolgens op verschillende manieren uitgebuit worden. Dat is de kern van raciaal kapitalisme. Het klassieke voorbeeld is de tweedeling tussen tot slaaf gemaakte arbeiders en zogenaamde vrije arbeiders. Zo'n verdeling is winstgevend omdat je een groep arbeiders krijgt aan wie je geen loon hoeft te betalen. Vervolgens [na de afschaffing van de slavernij, red] kreeg je onder meer contractarbeiders, koloniale arbeiders en ‘gastarbeiders’. Deze verdeel en heers-strategie maakt superuitbuiting en dus superwinsten mogelijk, maar zorgt er ook voor dat bepaalde groepen arbeiders overbodig gemaakt kunnen worden, en vervolgens gedumpt. 

Dit is geen probleem dat eenvoudigweg kan worden opgelost met slogans als 'Black and white, unite and fight!', het idee dat zwarte en witte mensen zich simpelweg moeten verenigen rond klasse. Binnen Europees links wordt klasse daarbij gereduceerd tot het beeld van de industriële mannelijke arbeider uit het midden van de 20e eeuw. Omdat de materiële positie van zwarte en witte arbeiders verschillend is, is het soms in het belang van arbeiders die geen witte mannen zijn om zich autonoom te organiseren rond hun eigen specifieke strijd. Dat moeten we niet zien als contraproductief. Dat is soms echt nodig, afhankelijk van de omstandigheden. Er is geen automatische eenheid. Er is geen weg naar een verenigde arbeidersklasse door niet over racisme te praten. De eenheid kan enkel ontstaan door het onder ogen zien van racistische onderdrukking. Niet alleen op ideologisch niveau, maar door de materiële realiteit ervan te erkennen.

Een goed voorbeeld is de Black Power-beweging in de Verenigde Staten. Die ontstond aan het eind van de jaren zestig, juist om aan te kaarten dat de grenzen bereikt waren van wat op dat moment mogelijk was door de eenheid van zwart en wit in de burgerrechtenbeweging. Hoewel de afschaffing van het apartheidsregime in de VS op de lange termijn ook in het  belang van witte arbeiders was, dachten de meesten van hen daar op de korte termijn anders over. 


Wat kan uw analyse van het raciaal kapitalisme ons leren over hoe politieke partijen moeten strijden tegen extreemrechts? Waarom is het bijvoorbeeld zo belangrijk dat de linkse oppositie ook de rechten van migranten aankaart?

Sinds de jaren ‘90 winnen extreemrechtse partijen aan populariteit door het impliciete Europese racisme expliciet te maken. De reactie van centrumlinkse en centrumrechtse partijen het overnemen van hun retoriek om met hen te concurreren en hen te marginaliseren. Het uiteindelijke gevolg is dat het extreemrechtse beleid nóg meer legitimiteit krijgt. En zo zijn we op het punt gekomen waar we nu zijn: extreemrechts doet het beter dan ooit in Europa en zit in veel landen in de regering.

Wat centrumlinks nu moet doen – en wat ze nog nooit echt hebben uitgeprobeerd – is het opbouwen van een andere politieke coalitie. In plaats van politieke macht op te bouwen rond de angst van witte arbeiders voor immigratie, moet je een coalitie opbouwen rond het inzicht dat er vandaag een gedifferentieerde arbeidersklasse in Europa bestaat. Je moet het raciaal onderdrukte deel van de arbeidersklasse omarmen – een groep waarbinnen veel mensen nooit de kans hebben gehad om zichzelf te mobiliseren als een politieke achterban met macht. Dit is een langetermijnproject, maar volgens mij is het de enige manier. 


Geef je mening of deel in je netwerk

Over de auteur

Nina Henkens

Nina Henkens studeerde af als sociologe en onderzoeksjournalist en werkte verschillende jaren als beleidsmedewerker rond kinderen en jongeren in maatschappelijk kwetsbare situaties. Als algemene coördinator van Kif Kif is ze verantwoordelijk voor het dagelijks reilen en zeilen van de organisatie. Haar expertisedomeinen zijn de leefwereld van jongeren in de marge en de spanning tussen mensenrechten, veiligheid en discriminatie.

Meer van Nina Henkens